Door Nick en Menno.
Niels zat op school. Het was 8 uur. Het was bijna tijd om te gymmen. Vandaag gingen ze voetballen en parcourtje. Hij was eerst bij het parcourtje. Hij stond op een balk. Hij stapte mis. Hij viel. Sara kwam naar Niels. Sara zei: gaat het? Niels’ ogen werden groot. Zo’n mooie meid. Zoo mooi dat z’n hoofd bijna uit elkaar knalde. Ze zei: gaat het hé? Ja, zegt Niels. Ze zitten weer in de klas. Niels is een brief aan het opschrijven voor Sara. Hij is klaar. Hij vouwt het papiertje en geeft het aan Sara. Sara leest het. In de pauze gaat ze naar Niels. Sara zegt: ja, ik wil verkering. Niels lacht. Hij rent om de school en vertelt het aan iedereen. Het was tijd om naar huis te gaan. Hij gaat naar bed. Morgen gaat ie kussen met Sara. Het is morgen. Hij staat op het plein. Sara is er niet. Ik hoop niet dat ze ziek is. Hij zit in de klas. Juf komt ook binnen. Sara is ziek. Niels is boos. Wat een rotdag. Het is morgen. Ze is er nu wel. Hij gaat naar Sara toe. Niels zegt: waar was je? Sara zegt: ik was misselijk. Oooo! Hier komt de kus. Sara gilt. Wat is er met jou aan de hand? Wil je geen zoen? antwoordt Niels. Neeeeeeee, zegt Sara. Jij ziet er niet mooi uit Niels met je pukkelhoofd. Ik heb geen pukkelhoofd. Ja wel. Niet. Wel. Niet. Wel. Juf zegt: stop. Ze zitten in de klas. Juf zegt: we gaan zingen. Niels denkt na. Wat moet ik doen. Juf zegt: Niels, jij mag eerst. Hij gaat voor de klas en gaat zingen: Barbie girl. Iedereen lacht. Niels rent naar Sara. Einde.